
Na drie dagen slingeren, staan we voor de keuze: wat te doen met de nog kleddernatte honingramen? Terug de kasten op, de diepvries in, de opslag in, leeg laten likken?
Twee jaar terug gaven we de ramen terug in de bijenstal. Dom dom dom. Dat werd een slagveld, met overal vechtende en stervende bijen. Zo dicht bij hun kasten zagen alle volken die honing als van hun, en dus was het oorlog.
Nu laten we de kasten leeglikken op veertig meter van de bijenstal. Dan ervaren de bijen blijkbaar het aanbod als van een rijke bloemenwei en gaat het goed.
Na een paar uur is de kamer helemaal drooggelikt en kunnen de ramen de diepvries in. En dat doen we weer om eventueel aanwezig eitjes of larfjes van de Wasmot onschadelijk te maken. Volgens de boekjes houden wasmotten zich vooral op in de broedkamer, daar leven ze van de resten van bijenlarven, maar afgelopen jaar hadden we in de helft van de honingkamers wasmotten. En dat is zonde, want dan kun je de ramen niet meer gebruiken voor de volgende honingoogst en moet de was omgesmolten worden.
Na twee dagen in de diepvries brengen we de ramen in de honingkamers naar onze open schuur, krantje ertussen, en daar staan de gestapelde bakken dan tot volgend voorjaar.
Het grote voordeel is dat de bijen dan uitgebouwde ramen krijgen; ze kunnen meteen aan de slag met de reparatie van de honingraat. Even later kan de eerste verse nectar worden opgeslagen en tot honing worden ingedikt.