
We hebben nog drie mini-volkjes in bevruchtingskastjes, Apidea’s. Dat zijn kleine piepschuim kasten van waaruit een onbevruchte koningin op bruidsvlucht gaat. De moertjes zijn al een tijd goed aan de leg en de volkjes groeien nu uit de kastjes.
Normaal gesproken haal je dan de moertjes uit de Apidea’s om ze in te voeren in een volk dat bijvoorbeeld zonder moer zit. Maar alle 25 volken van ons draaien nu goed; we hebben de moertjes even niet nodig. We gaan kijken of de volkjes, nu ze veel meer ruimte hebben gekregen in de zesramers, nog willen uitgroeien tot volken die de winter door kunnen komen.
In iedere zesramer hangt een inwendige voerbak. Daar doen we de komende tijd steeds een halve liter suikerwater in. Het vlieggat hebben we versmald tot het formaat van één bij. We lopen anders het risico dat de kleine volkjes de ingang niet kunnen verdedigen tegen andere bijenvolken of tegen wespen. Want die ruiken dat suikerwater. Daarom voeren we in principe ook in de avond, als de bijen en de wespen niet meer vliegen. Heeft het volkje binnenin de hele nacht om het suikerwater te verwerken tot honing.